Jaren geleden woonde ik (M) in Zutphen. Een mooi stadje in het oosten van het land. Grappig genoeg wonen er in Zutphen heel veel mensen die zich bezig houden met natuurvoeding en natuurgeneeskunde – het leeft daar heel erg. De stad staat er ook om bekend erg goede Vrije Scholen te hebben, waar zelfs mensen vanuit Duitsland hun kinderen naar school laten gaan. Ik heb er zo’n tien jaar gewoond en ik herinner me niet anders dan dat ik vaak met mijn moeder naar de biologische winkels ging en dat er meer bio-bakkers zijn dan ‘gewone’ bakkers – bij wijze van spreken. Op die leeftijd (ik woonde er tussen mijn tiende en twintigste) was ik zelf nog helemaal niet bezig met vega(n) eten, maar ik herinner me nog wel 1 specifieke familie bij ons in de buurt. Iedereen wist dat deze familie veganistisch at. Men vond dat blijkbaar interessant genoeg om er in de buurt over te praten, terwijl dit soort onderwerpen in Zutphen eigenlijk helemaal geen issue was. Wel meer mensen aten of leefden ‘apart.’ In dit geval kwam het misschien ook een beetje doordat het een vrij opvallende familie was. En helaas bedoel ik ‘opvallend’ dan nu niet in de positieve zin van het woord. Alle leden van deze familie zagen er namelijk altijd heel ongezond en ook ietwat ongelukkig uit. Het jongetje, de zoon, was zo dun dat je door hem heen kon kijken en de moeder zag letterlijk oranje van al het wortelsap dat ze dronk. Dat beeld is me altijd bij gebleven en toen ik een paar jaar geleden meer interesse voor het veganisme kreeg, wist ik: zo wil ik dus echt nooit worden!
2015